• stonk
vervoeging van
stinken

stonk

  1. enkelvoud verleden tijd van stinken
    • Ik stonk. 
    • Jij stonk. 
    • Hij, zij, het stonk. 
92 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be