stoelde
- stoel·de
vervoeging van |
---|
stoelen |
stoelde
- enkelvoud verleden tijd van stoelen
- Ik stoelde.
- Jij stoelde.
- Hij, zij, het stoelde.
- Ik stoelde.
- Het woord stoelde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
stoelen |
stoelde