stenigt
- ste·nigt
vervoeging van |
---|
stenigen |
stenigt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stenigen
- Jij stenigt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stenigen
- Hij stenigt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van stenigen
- Stenigt!
- Het woord stenigt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.