stegen
- ste·gen
vervoeging van |
---|
stijgen |
stegen
- meervoud verleden tijd van stijgen
- Wij stegen.
- Jullie stegen.
- Zij stegen.
- Wij stegen.
de stegen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord steeg
- Het woord stegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stegen" herkend door:
95 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be