• ste·gen
vervoeging van
stijgen

stegen

  1. meervoud verleden tijd van stijgen
    • Wij stegen. 
    • Jullie stegen. 
    • Zij stegen. 

de stegenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord steeg
95 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be