stechel
- ste·chel
vervoeging van |
---|
stechelen |
stechel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stechelen
- Ik stechel.
- gebiedende wijs van stechelen
- Stechel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stechelen
- Stechel je?
- Het woord stechel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.