statten

  1. inergatief de stad ingaan om er te gaan winkelen of er anderszins aangenaam de tijd door te brengen
    • Zij hebben weer eens lekker gestat. 
vervoeging van
statten

statten

  1. meervoud verleden tijd van statten
    • Wij statten. 
    • Jullie statten. 
    • Zij statten. 
18 %van de Nederlanders;
14 %van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be