stageren
- sta·ge·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stageren |
stageerde |
gestageerd |
zwak -d | volledig |
stageren
- inergatief stage lopen
- Het woord 'stageren' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.