• sta·di·ons

de stadionsmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord stadion


  • sta·di·ons

stadions, o

  1. onbepaalde vorm genitief enkelvoud van stadion

stadions, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van stadion (niet-officiële vorm)


  • sta·di·ons
Naar frequentie > 50000

stadions, o

  1. onbepaalde vorm genitief enkelvoud van stadion