Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [1] spuit·jes
  • [2] spui·tjes

Zelfstandig naamwoord

de spuitjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord spuit
  2. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord spui