• sproot
vervoeging van
spruiten

sproot

  1. enkelvoud verleden tijd van spruiten
    • Ik sproot. 
    • Jij sproot. 
    • Hij, zij, het sproot. 
48 % van de Nederlanders;
53 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be