spiser
- spi·ser
Naar frequentie | 733 |
---|
spiser
- zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van spise
spiser
- nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van spise
- spi·ser
Naar frequentie | 609 |
---|
spiser
- zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van spise
spiser
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van spis
spiser
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van spise