spiek
- spiek
vervoeging van |
---|
spieken |
spiek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spieken
- Ik spiek.
- gebiedende wijs van spieken
- Spiek!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spieken
- Spiek je?
- Het woord spiek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.