Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • span·kert

Werkwoord

vervoeging van
spankeren

spankert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spankeren
    • Jij spankert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van spankeren
    • Hij spankert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van spankeren
    • Spankert! 

Gangbaarheid