Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spaart

Werkwoord

vervoeging van
sparen

spaart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sparen
    • Jij spaart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sparen
    • Hij spaart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van sparen
    • Spaart!