snoepreisje
- Geluid: snoepreisje (hulp, bestand)
- snoep·reis·je
- In de betekenis van ‘plezierreisje buiten de vakantie’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1710 [1]
het snoepreisje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord snoepreis
- Het woord snoepreisje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "snoepreisje" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "snoepreisje" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be