snif
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- snif
Werkwoord
vervoeging van |
---|
sniffen |
snif
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sniffen
- Ik snif.
- gebiedende wijs van sniffen
- Snif!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sniffen
- Snif je?
Gangbaarheid
- Het woord snif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Frans
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
snif m
- (spreektaal) snuif coke [1]
Tussenwerpsel
snif
- (chattaal) aanduiding voor bedroefdheid
- «Le prof de franC ma colE un 0, snif!»
- De leraar Frans heeft me een 0 gegeven, boehoehoe! [1]
- «Le prof de franC ma colE un 0, snif!»