Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • snif

Werkwoord

vervoeging van
sniffen

snif

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sniffen
    • Ik snif. 
  2. gebiedende wijs van sniffen
    • Snif! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sniffen
    • Snif je? 

Gangbaarheid


Frans

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

snif m

  1. (spreektaal) snuif coke [1]

Tussenwerpsel

snif

  1. (chattaal) aanduiding voor bedroefdheid
    «Le prof de franC ma colE un 0, snif
    De leraar Frans heeft me een 0 gegeven, boehoehoe! [1]

Verwijzingen