sluisde
- sluis·de
vervoeging van |
---|
sluizen |
sluisde
- enkelvoud verleden tijd van sluizen
- Ik sluisde.
- Jij sluisde.
- Hij, zij, het sluisde.
- Ik sluisde.
- Het woord sluisde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
sluizen |
sluisde