Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slooi·en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
slooien
slooide
geslooid
zwak -d volledig

Werkwoord

slooien

  1. ergatief onzeker wankelend lopen, slenteren
    • Ze liepen halfdronken nog een tijdje te slooien. 

Gangbaarheid

14 % van de Nederlanders;
23 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be