slonk
- slonk
vervoeging van |
---|
slinken |
slonk
- enkelvoud verleden tijd van slinken
- Ik slonk.
- Jij slonk.
- Hij, zij, het slonk.
- Ik slonk.
- Het woord slonk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "slonk" herkend door:
78 % | van de Nederlanders; |
69 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be