• slonk
vervoeging van
slinken

slonk

  1. enkelvoud verleden tijd van slinken
    • Ik slonk. 
    • Jij slonk. 
    • Hij, zij, het slonk. 
78 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be