Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slob·ber

Werkwoord

vervoeging van
slobberen

slobber

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slobberen
    • Ik slobber. 
  2. gebiedende wijs van slobberen
    • Slobber! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slobberen
    • Slobber je? 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be