Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sleept

Werkwoord

vervoeging van
slepen

sleept

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slepen
    • Jij sleept. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slepen
    • Hij sleept. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van slepen
    • Sleept!