Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ski·liep

Werkwoord

vervoeging van
skilopen

skiliep

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van skilopen
    • ... dat ik skiliep. 
    • ... dat jij skiliep. 
    • ... dat hij, zij, het skiliep. 

Gangbaarheid