skif
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- skif
Werkwoord
vervoeging van |
---|
skiffen |
skif
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van skiffen
- Ik skif.
- gebiedende wijs van skiffen
- Skif!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van skiffen
- Skif je?
Gangbaarheid
- Het woord skif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.