Oudnoords

Woordafbreking
  • sker·ða
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
skerða
skerðar
skerðaði
skerðat
Klasse 1 zwak volledig

Werkwoord

skerða

  1. een inkeping maken, een sleuf maken
  2. verminderen