sinker
- sin·ker
Naar frequentie | 20632 |
---|
sinker
- zwakke verbuiging tegenwoordige tijd aantonende wijs bedrijvende vorm van sinke
sinker
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van sink
sinker
- nominatief onbepaald mannelijk en onzijdig meervoud van sink
sinker
- nominatief onbepaald mannelijk meervoud van sinke
- sin·ker
sinker
- nominatief onbepaald mannelijk en vrouwelijk meervoud van sinke