simuleer
- si·mu·leer
vervoeging van |
---|
simuleren |
simuleer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van simuleren
- Ik simuleer.
- gebiedende wijs van simuleren
- Simuleer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van simuleren
- Simuleer je?
- Het woord simuleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.