simpte
- simp·te
vervoeging van |
---|
simpen |
simpte
- enkelvoud verleden tijd van simpen
- Ik simpte.
- Jij simpte.
- Hij, zij, het simpte.
- Ik simpte.
- Het woord simpte staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
simpen |
simpte