Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • simpt

Werkwoord

vervoeging van
simpen

simpt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van simpen
    • Jij simpt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van simpen
    • Hij simpt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van simpen
    • Simpt! 

Gangbaarheid