• sij·pelt
vervoeging van
sijpelen

sijpelt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sijpelen
    • Jij sijpelt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sijpelen
    • Hij sijpelt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van sijpelen
    • Sijpelt!