sigaretje

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  sigaretje    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• si·ga·ret·je

Zelfstandig naamwoord

het sigaretje o

1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord sigaret

Gangbaarheid

• Het woord sigaretje staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.