• si·ga·ren

de sigarenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord sigaar


  • si·ga·ren
Naar frequentie 14815

sigaren

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van sigar


  • si·ga·ren

sigaren

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van sigar