Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • se·po·neer

Werkwoord

vervoeging van
seponeren

seponeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van seponeren
    • Ik seponeer. 
  2. gebiedende wijs van seponeren
    • Seponeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van seponeren
    • Seponeer je?