Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scrat·che

Werkwoord

vervoeging van
scratchen

scratche

  1. aanvoegende wijs van scratchen


Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈskʀæʧə/
Woordafbreking
  • scrat·che

Werkwoord

scratche

  1. eerste persoon enkelvoud aantonende wijs tegenwoordige tijd van scratchen
  2. eerste persoon enkelvoud aanvoegende wijs I tegenwoordige tijd van scratchen
  3. derde persoon enkelvoud aanvoegende wijs I tegenwoordige tijd van scratchen
  4. gebiedende wijs enkelvoud van scratchen