schuimde
- schuim·de
vervoeging van |
---|
schuimen |
schuimde
- enkelvoud verleden tijd van schuimen
- Ik schuimde.
- Jij schuimde.
- Hij, zij, het schuimde.
- Ik schuimde.
- Het woord schuimde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
schuimen |
schuimde