schuifelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schui·felt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
schuifelen |
schuifelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuifelen
- Jij schuifelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuifelen
- Hij schuifelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van schuifelen
- Schuifelt!