Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schoon·boent

Werkwoord

vervoeging van
schoonboenen

schoonboent

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoonboenen
    • ... dat jij schoonboent. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schoonboenen
    • ... dat hij schoonboent. 

Gangbaarheid