schikten
- schik·ten
vervoeging van |
---|
schikken |
schikten
- meervoud verleden tijd van schikken
- Wij schikten.
- Jullie schikten.
- Zij schikten.
- Wij schikten.
- Het woord schikten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
schikken |
schikten