scheepten
- scheep·ten
vervoeging van |
---|
schepen |
scheepten
- meervoud verleden tijd van schepen
- Wij scheepten.
- Jullie scheepten.
- Zij scheepten.
- Wij scheepten.
- Het woord scheepten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
schepen |
scheepten