Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scha·de·loos·stelt

Werkwoord

vervoeging van
schadeloosstellen

schadeloosstelt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schadeloosstellen
    • ... dat jij schadeloosstelt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schadeloosstellen
    • ... dat hij schadeloosstelt.