schaamden
- schaam·den
vervoeging van |
---|
schamen |
schaamden
- meervoud verleden tijd van schamen
- Wij schaamden.
- Jullie schaamden.
- Zij schaamden.
- Wij schaamden.
- Het woord schaamden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
schamen |
schaamden