salueert
- sa·lu·eert
vervoeging van |
---|
salueren |
salueert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van salueren
- Jij salueert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van salueren
- Hij salueert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van salueren
- Salueert!
- Het woord salueert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.