• sa·lu·eert
vervoeging van
salueren

salueert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van salueren
    • Jij salueert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van salueren
    • Hij salueert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van salueren
    • Salueert!