sakkeren
- sak·ke·ren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
sakkeren |
sakkerde |
gesakkerd |
zwak -d | volledig |
sakkeren
- inergatief vloeken, foeteren, schelden, afgeven op iemand
- Hou eens op met sakkeren!
- Het woord sakkeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sakkeren" herkend door:
33 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be