• rouw·douwt
vervoeging van
rouwdouwen

rouwdouwt

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rouwdouwen
    • Jij rouwdouwt. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rouwdouwen
    • Hij rouwdouwt. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rouwdouwen
    • Rouwdouwt!