• IPA: /ʁɔstətə/
  • ros·te·te

rostete

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs van rosten
  2. derde persoon enkelvoud verleden tijd aantonende wijs van rosten
  3. eerste persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs van rosten
  4. derde persoon enkelvoud verleden tijd aanvoegende wijs van rosten


  • IPA: /rɔstɛtɛ/
  • ros·te·te

rostete

  1. formeel tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord růst
  2. tweede persoon meervoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord růst