Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rond·zweef·de

Werkwoord

vervoeging van
rondzweven

rondzweefde

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van rondzweven
    • ... dat ik rondzweefde. 
    • ... dat jij rondzweefde. 
    • ... dat hij, zij, het rondzweefde. 

Gangbaarheid