rondzagen
- rond·za·gen
de rondzagen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord rondzaag
vervoeging van |
---|
rondzien |
rondzagen
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van rondzien
- ...dat wij rondzagen.
- ...dat jullie rondzagen.
- ...dat zij rondzagen.
- ...dat wij rondzagen.
- Het woord rondzagen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.