• ro·man·ti·seer
vervoeging van
romantiseren

romantiseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van romantiseren
    • Ik romantiseer. 
  2. gebiedende wijs van romantiseren
    • Romantiseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van romantiseren
    • Romantiseer je?