Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rol·schaatst

Werkwoord

vervoeging van
rolschaatsen

rolschaatst

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rolschaatsen
    • Jij rolschaatst. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rolschaatsen
    • Hij rolschaatst. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van rolschaatsen
    • Rolschaatst!