• ro·chel
vervoeging van
rochelen

rochel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rochelen
    • Ik rochel. 
  2. gebiedende wijs van rochelen
    • Rochel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rochelen
    • Rochel je? 
93 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be