riskeert
- ris·keert
vervoeging van |
---|
riskeren |
riskeert
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van riskeren
- Jij riskeert.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van riskeren
- Hij riskeert.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van riskeren
- Riskeert!
- Het woord riskeert staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.